Hoge hoeden, vele petten

Arnhem kende in de periode 1880-1940 een groeiend aantal verenigingen, organisaties en instellingen een breed scala aan maatschappelijke en culturele doelen nastreefden. Zo waren er instellingen die het lot van min- en onvermogenden probeerden te verlichten, organisaties om ziekten te bestrijden of ziekteleed te verminderen en verenigingen om mensen die op het verkeerde pad waren terecht gekomen op het goede spoor te brengen. En dan waren er ook nog sportverenigingen, muziekverenigingen, culturele verenigingen, vrouwenverenigingen en gezelligheidsverenigingen. Aan de lijst van organisaties en verenigingen lijkt geen einde te komen.
De bestuursleden van deze instellingen behoorden veelal tot de Arnhemse burgerij. In hun nevenfuncties ontmoetten ze min of meer gelijkgestemde en gelijkvermogende zielen die, net als zij, naast hun betaalde werkzaamheden nevenfuncties vervulden in allerlei besturen, commissies, regentencolleges en wat dies meer zij. Daarmee creëerden ze – onbewust – twee netwerken: een netwerk van dames en heren die elkaar in die besturen en commissies ontmoetten, èn een netwerk van verenigingen en instellingen die, doordat meerdere personen in meerdere instellingen bestuursfuncties vervulden, door personele banden met elkaar vervlochten waren.

Onno Boonstra, verbonden aan de afdeling Geschiedenis van de Radboud Universiteit, heeft beide netwerken onderzocht en vertelt over de resultaten die dat onderzoek heeft opgeleverd.