Surinaamse plantages van Arnhemse families in de slaventijd

In 1698 vertrok de Arnhemse regentenzoon Gerard de Vree per schip naar Suriname. Hij werd er eigenaar van twee plantages. Na zijn dood in 1726 kwamen de plantages in handen van de regentenfamilie Brantsen. De familie hield de plantages tot het einde van de slaventijd (1863) in bezit.

Deze familie bestierde haar Suriname plantages vanuit Nederland, via gemachtigden in Paramaribo en handelsagenten in Amsterdam. Bert Koene beschrijft in zijn boek De mensen van Vossenburg en Wayampibo, Twee Surinaamse plantages in de slaventijd, de mensen die bij de plantages betrokken waren, van veldslaven tot eigenaren.

In de lezing vertelt Bert Koene vooral hoe het de eigenaren verging en wat de Arnhemse burgerij van hun Surinaamse betrekkingen merkte. De Brantsens hadden bijvoorbeeld een zwarte dienstmeid en besteedden plantagewinsten aan hun buitenplaats Zypendaal.
Lezing door Dr. Bert Koene